Wat de opzegging ten gevolge van de niet-eerbiediging van de nulstelling betreft kan er door de kredietgever gebruik worden gemaakt van de procedures bedoeld in de artikelen 29, 1° of 33ter, § 1, tweede lid WCK. Desgevallend kan het overschrijden van de nulstellingstermijn ook gelijkgesteld worden me
t een ongeoorloofde debetstand zoals bedoeld in artikel 60bis WCK met de daaraan verbonden termijnen en de verwijzing naar artikel 29, 3° WCK. De veelvuldigheid van termijnen voorzien door deze procedures brengen ec
hter het risico met zich mee dat er verschil ...[+++]len zullen zijn al naargelang het optreden van de betrokken kredietgever, terwijl eenvormigheid en neutraliteit van de te registreren « wanbetaling » hier de boodschap is.
Concernant la résiliation suite au non respect du zérotage, il peut être fait usage par le prêteur des procédures visées aux articles 29, 1° ou 33ter, § 1, alinéa 2, LCC. Le cas échéant, le dépassement du délai de zérotage peut également être assimilé à une facilité de découvert telle que visée à l'article 60bis LCC avec les délais y liés et le renvoi à l'article 29, 3°, LCC. La multitude des délais prévus par ces procédures entraîne néanmoins le risque qu'il y aura des différences selon l'intervention du prêteur concerné, alors que l'uniformité et la neutralité du « défaut de paiement » à enregistrer est ici le message.