3. Indien voor een operationeel programma controles ter plaatse uit hoofde van lid 2, onder b), aan de hand van een steekproef worden verricht, houdt de beheersautoriteit documenten bij waarin de steekproefmethode wordt beschreven en gemotiveerd, en waarin de voor verificatie geselecteerde concrete acties of transacties worden vermeld.
3. Si les vérifications sur place prévues au paragraphe 2, point b), sont effectuées par échantillonnage pour le programme opérationnel, l’autorité de gestion tient un registre décrivant et justifiant la méthode d’échantillonnage et indiquant les opérations et transactions sélectionnées aux fins des vérifications.