In de veronderstelling dat, in sommige universiteiten, zoals die thans zijn ingericht, het voor het nemen van die beslissingen bevoegde orgaan samenvalt met het orgaan waardoor de inrichtende macht wordt uitgeoefend, volgt hieruit niet dat de studenten kunnen deelnemen aan de daarin genomen beslissingen die het godsdienstige of levensbeschouwelijke karakter van het onderwijs of het pedagogische project van de instelling betreffen : de participatie van de studenten is alleen vereist voor de zeven aangelegenheden die in artikel 9 zijn opgesomd.
In der Annahme, dass in bestimmten Universitäten, so wie sie derzeit organisiert sind, das für diese Entscheidungen zuständige Gremium das gleiche ist wie das Gremium, das die Organisationsträgerschaft ausübt, ergibt sich daraus nicht, dass die Studenten bei den dort getroffenen Entscheidungen über die religiöse oder weltanschauliche Beschaffenheit des Unterrichts oder über das pädagogische Projekt der Einrichtung mitbestimmen könnten; die Mitbestimmung der Studenten wird nur in den sieben in Artikel 9 aufgezählten Sachbereichen ausgeübt.
