d
e mate waarin het falen van de in artikel 2 bedoelde instelling en moederonderneming, onder meer wegens de ver
wevenheid ervan met andere instellingen of met de rest van het financiële stelsel, via be
smetting van andere instellingen significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel als bedoeld in artikel 10, lid 5, zou hebben, of een bedreiging voor de financiële stabiliteit, als bedoeld in artikel 10,
...[+++] lid 5, zou vormen.