6. wijst er opnieuw op dat het opleggen van het hoogste niveau van voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieubescherming ook tot doel moet hebben een productkwaliteit te bereiken die landbouwproducenten een duidelijk concurrentievoordeel oplevert; dat de kosten die ontstaan door de EU voedselveiligheids-, dierenwelzijns- en milieuvereisten dan ook door de
landbouwproducenten moeten terug verdiend kunnen worden; is van oordeel dat in het geval het concurrentievoordeel van de landbouwproducenten onvoldoende is om de kosten als gevolg van de EU-vereisten terug te verdienen, de fondsen van he
t gemeenschappelijk ...[+++]landbouwbeleid in die zin een fundamentele rol te vervullen hebben, en dat zij door de Europese landbouwers moeten worden gebruikt om de veiligheid, dierenwelzijn en milieubescherming in de landbouw te waarborgen; 6. erinnert daran, dass die angestrebte Durchsetzung des höchstmöglichen Lebensmittelsicherheits-, Tierschutz- und Umweltschutzniveaus mit der Gewährleistung einer Erzeugnisqualität einhergehen muss, die einen wesentlichen Wettbewerbsvorteil für die Landwirte bringt; stellt fest, dass es den Landwirten deshalb mög
lich sein muss, die Kosten infolge der Lebensmittelsicherheits-, Tierschutz- und Umweltschutzanforderungen der EU wieder hereinzuholen; vertritt die Auffassung, dass dann, wenn der Wettbewerbsvorteil der Landwirte nicht ausreicht, die Kosten infolge der EU-Anforderungen wieder hereinzuholen, die GAP-Förderung in diesem Zusamme
...[+++]nhang eine maßgebliche Rolle spielen sollte und dass sie von den europäischen Landwirten verwendet werden muss, um die Lebensmittelsicherheit, den Tierschutz und den Umweltschutz in der Landwirtschaft zu gewährleisten; 
