Krachtens artikel 10, eerste lid, van de wet van 31 maart 1898 « mag [de vereniging] in rechte optreden, hetzij om te eisen, hetzij om te verweren, voor de verdediging van de persoonl
ijke rechten waarop haar leden aanspraak moge
n maken als deelgenoten, onverminderd het recht voor die leden om rechtst
reeks op te treden, zich bij het geding aan te s
luiten of tussen te komen in de loo ...[+++]p van het rechtsgeding ».
Aufgrund von Artikel 10 Absatz 1 des Gesetzes vom 31. März 1898 « kann [der Verband] sowohl als Kläger denn auch als Beklagter für die Verteidigung der individuellen Rechte, die ihre Mitglieder in ihrer Eigenschaft als Mitglied besitzen, vor Gericht auftreten, unbeschadet des Rechts dieser Mitglieder, direkt gerichtlich vorzugehen, sich der Klage anzuschließen oder dem Verfahren beizutreten ».