De verwijzende rechter vraagt of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, « aldus geïnterpreteerd dat het geen toepassing kent op gebieden die in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg zijn aangewezen als ' landschappelijk waardevolle agrarische gebieden ' doordat zulke gebieden moeten worden geacht ' agrarische gebieden met bijzondere bestemming te zijn en mitsdien kwetsbare gebieden ' ».
Der vorlegende Richter fragt, ob diese Bestimmung, « dahingehend ausgelegt, dass [sie] keine Anwendung findet auf Gebiete, die in den räumlichen Ausführungsplänen oder in den Raumordnungsplänen als ' landschaftlich wertvolle Agrargebiete ' angegeben sind, indem solche Gebiete als ' Agrargebiete, die eine besondere Bestimmung aufweisen, und somit als gefährdete Gebiete ' zu betrachten sind », mit den Artikeln 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung vereinbar sei.