De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over het feit of het strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dat de beklaagde die is veroordeeld op grond van artikel 35 van de voormelde gecoördineerde wetten, niet de toepassing kan genieten van de verzachtende omstandigheden zoals zij zijn omschreven in artikel 29, § 4, en van toepassing zijn op uitsluitend de reglementaire overtredingen die zijn bepaald in artikel 29, §§ 1, 2 en 3.
Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob es im Widerspruch zu den Artikeln 10 und 11 der Verfassung stehe, dass ein auf der Grundlage von Artikel 35 der vorerwähnten koordinierten Gesetze verurteilter Angeklagter nicht in den Vorteil mildernder Umstände gelangen könne, die in Artikel 29 § 4 vorgesehen und nur auf die in Artikel 29 §§ 1, 2 und 3 festgelegten Verstösse gegen Verordnungen anwendbar seien.