De federale wetgever, die die regel van gelijkheid onder alle overheidsambtenaren wilde bestendigd zien, doch geconfronteerd werd met de constitutieve autonomie die hij aan de gemeenschappen en de gewesten toekende, heeft het zinvol geacht de algemene principes van het statuut van het rijkspersoneel vast te stellen dat hij toegepast wilde zien op alle personeelsleden van de administratieve diensten die van de laatstvermelde afhangen.
Der föderale Gesetzgeber habe es in der Sorge, diese Regel der Gleichheit sämtlicher Beamten im öffentlichen Dienst weiterzuführen, jedoch in Anbetracht der durch ihn den Gemeinschaften und Regionen verliehenen konstitutiven Autonomie, für zweckdienlich erachtet, die allgemeinen Grundsätze des Statuts der Staatsbediensteten festzulegen, die er auf sämtliche Bediensteten ihrer Verwaltungsstellen angewandt haben wollte.
