Le moyen par lequel le législateur entend qu
e les lauréats de l'examen occupent rapidement un emploi de magistrat effectif (la limitation soudaine à sept ans de la durée du bénéfice de la réussite de l'examen d'aptitude professionnelle, tant pour ceux qui ont obtenu le certificat que pour ceux qui doivent encore l'obtenir) est un moyen disproportionné dès lors que l'article 259bis, § 6, du Code judiciaire ne requiert pas de ceux qui participent à l'examen qu'ils satisfassent à la condition légale liée à l'expérience professionnelle, que le certificat ne confère pas le droit d'être nommé à une fon
...[+++]ction de magistrat, qu'il est porté atteinte excessive aux droits acquis de ceux qui ont obtenu ce certificat et que le délai de validité du certificat déjà obtenu diffère selon que celui qui en est titulaire satisfait ou non aux conditions de nomination visées à l'article 191, § 2, du Code judiciaire.Het middel waarin de wetgever beweert dat de
geslaagden voor het examen snel een ambt van werkend magistraat zullen bekleden (de plotse beperking tot zeven jaar van de duur van het geslaagd zijn voor het examen inzake beroepsbekwaamheid, zowel voor degenen die het getuigschrift hebben behaald als voor degenen die het nog moeten behalen) is een onevenredig middel aangezien artikel 259bis, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek niet vereist dat degenen die aan het examen deelnemen voldoen aan de wettelijke vereiste van beroepservaring, aangezien het getuigschrift niet het recht geeft om in een ambt van magistraat te worden benoemd, aangezien op
...[+++] buitensporige wijze inbreuk wordt gemaakt op de verworven rechten van degenen die dat getuigschrift hebben behaald en aangezien de geldigheidstermijn van het reeds behaalde getuigschrift verschilt naargelang de houder ervan al dan niet voldoet aan de benoemingsvoorwaarden bedoeld in artikel 191, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.