Lorsqu'elle évalue la crédibilité globale d'un plan de redressement conformément aux articles 18, 19 et 20, l'autorité compétente tient compte de la nature de l'activité de l'entité ou des entités couvertes par le plan, de leur taille et de leurs interconnexions avec d'autres établissements et groupes et avec le système financier en général.
Bij de beoordeling van de algehele geloofwaardigheid van een herstelplan in overeenstemming met de artikelen 18, 19 en 20, houdt de bevoegde autoriteit rekening met de aard van de activiteiten van de entiteit of entiteiten die onder het plan vallen, hun omvang en verwevenheid met andere instellingen en groepen en met het financiële stelsel in het algemeen.