« L'article 3bis, § 2 et § 3, de l'arrêté royal n° 22 du 24 octob
re 1934 relatif à l'interdiction judiciaire faite à certains condamnés et aux faillis d'exercer certaines fonctions, professions ou activités, prévoyant la possibilité pour un tribunal de commerce de prononc
er une interdiction professionnelle ne pouvant excéder 10 ans maximum viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution dans la mesure où le failli cité devant le tribunal de commerce se voit appliquer un régime différent du failli cité devant le tribunal correction
...[+++]nel, malgré la loi du 28 avril 2011 [lire : 2009], et pour lequel le tribunal correctionnel peut prononcer une mesure d'interdiction professionnelle sur pied de l'article 1bis du même arrêté royal n° 22 particulièrement en ce que le failli devant le tribunal de commerce ne peut pas bénéficier du sursis ?« Schendt artikel 3bis, § 2 en § 3, van het koninklijk besluit nr. 22 v
an 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, dat voor een rechtbank van koophandel in de mogelijkheid voorziet om een beroepsverbod uit te spreken van maximum 10 jaar, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, ondanks de wet van 28 april 2011 [lees : 2009], voor een gefailleerde die voor de rechtbank van koophandel wordt gedagvaard een andere regeling geldt dan voor een gefailleerde die voor de correctionele rechtbank wordt gedagvaard en voor wie
...[+++]de correctionele rechtbank een beroepsverbod kan uitspreken op grond van artikel 1bis van hetzelfde koninklijk besluit nr. 22, in het bijzonder doordat de voor de rechtbank van koophandel gedagvaarde gefailleerde geen uitstel van tenuitvoerlegging kan genieten ?