Art. 12. Il est interdit aux candidats éventuels d'exploiter dans leur propagande électorale la notoriété obtenue grâce à l'exercice de leurs fonctions au B.R.F.
Art. 12. De eventuele kandidaten mogen in hun verkiezingspropaganda geen gebruik maken van de beroemdheid verworven dankzij de uitoefening van hun ambt bij het B.R.F.