Elle a ensuite proposé une solution de compromis, un premier compromis, sous la forme de l’amendement 4: «Pourvu qu’ils ne modifient pas le contenu intrinsèque des dispositions de la présente décision-cadre et qu’ils se conforment à la CEDH et à la charte des droits fondamentaux de l’Union européenne, les États membres peuvent adapter ces dispositions».
Daarna kwam zij met een compromis, een eerste compromis, onder amendement nr. 4: “Mits zij geen wijziging brengen in de wezenlijke inhoud van de bepalingen in dit kaderbesluit en in overeenstemming zijn met het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kunnen de lidstaten die bepalingen aanpassen.”.