3. Les créances faisant l'objet de demandes d'assistance ne jouissent d'aucun privilège dans l'État contractant qui prête l'assistance et les dispositions de l'article 26, paragraphe 1, s'appliquent également à tout renseignement porté à la connaissance de l'autorité compétente d'un État contractant en exécution du présent article.
3. De vorderingen die het voorwerp uitmaken van de verzoeken om bijstand genieten geen enkel voorrecht in de overeenkomstsluitende Staat die de bijstand verleent en de bepalingen van artikel 26, paragraaf 1, zijn eveneens van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis werd gebracht van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat.