Traduction de «liaison aux protéines plasmatiques et diminue son catabolisme » (Français → Néerlandais) :

En outre, il augmente la forme libre de la phénytoïne avec d’éventuels symptômes de surdosage (l’acide valproïque déplace la phénytoïne de ses sites de liaison aux protéines plasmatiques et diminue son catabolisme hépatique).
Bovendien verhoogt valproaat de vrije vorm van fenytoïne met mogelijk symptomen van overdosering (valproïnezuur verplaatst fenytoïne van zijn bindingsplaatsen op plasma-eiwitten en vermindert zijn leverkatabolisme).

Par ailleurs, il accroît les fractions libres de phénytoïne avec d’éventuels symptômes de surdosage (l’acide valproïque déplace la phénytoïne de ses sites de liaison aux protéines plasmatiques et diminue son métabolisme hépatique).
Daarnaast verhoogt valproaat de vrije fractie fenytoïne, met mogelijk symptomen van overdosering (valproïnezuur verdringt fenytoïne van de plasmaproteïne-bindingsplaatsen en vermindert de hepatische afbraak).

Il convient également de tenir compte du fait que la liaison aux protéines plasmatiques peut diminuer durant la grossesse et que la fraction (thérapeutiquement active) libre d’acide valproïque peut augmenter.
Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de plasma-eiwitbinding tijdens de zwangerschap kan dalen en dat de vrije (therapeutisch actieve) fractie van valproïnezuur kan stijgen.

Lors d'association avec l'acide acétylsalicylique, phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons avec les protéines sériques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), inhibiteurs de la mono-amine-oxydase (inhibition du métabolisme de la phénytoïne et taux plasmatique augmenté).
Bij de associatie met acetylsalicylzuur, fenylbutazone (wijziging van bindingscapaciteiten van de plasma eiwitten), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarine derivaten (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), isoniazide, P.A.S (interferentie met levermetabolisme), cycloserine (interferentie met levermetabolisme), ethosuximide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (verplaatsing van de proteïnebindingen), chloramfenicol (inhibitie van het levermetabolisme), cimetidine (inhibitie van levermetabolisme), dextropropoxyfeen (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), tricyclische antidepressiva (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), mono-amine-oxydase remmers (inhibitie van het fenytoïne metabolisme en gestegen plasmaspiegels).

Chez les patients traités par l'acide acétylsalicylique (modification des liaisons plasmatiques), phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons protéiques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté).
Bij de patiënten behandeld met acetylsalicylzuur (wijziging van de plasmabindingen), fenylbutazone (wijziging van de plasmaproteïnebinding), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarinederivaten (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en van haar toegenomen plasmawaade), Isoniazide, P.A.S (interferentie van het hepatisch metabolisme), cycloserine (interferentie van het hepatisch metabolisme), ethosuxmide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (veplaatsing van de eiwitbindingen), chloramphenicol (inhibitie van het hepatisch metabolisme), dextropropoxyfeen (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde), tricyclische antidepressoren (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde).

Comme l’acipimox ne se lie pas aux protéines plasmatiques, il ne déplace aucun autre médicament de son site de liaison aux protéines plasmatiques.
Doordat acipimox zich niet bindt aan de plasma-eiwitten, verplaatst het geen enkel ander geneesmiddel van zijn bindingsplaats met de plasma-eiwitten.

Après administration intraveineuse, la pharmacocinétique du dipropionate de béclométasone et de son métabolite actif se caractérise par une clairance plasmatique élevée (150 et 120 litres/heure respectivement), avec un volume de distribution à l'état d'équilibre faible pour le dipropionate de béclométasone (20 litres) et une distribution tissulaire plus importante pour son métabolite actif (424 litres). Le taux de liaison aux protéines plasmatiques est modéré.
Na intraveneuze toediening wordt de dispositie van beclometasondipropionaat en zijn actieve metaboliet gekenmerkt door een hoge plasmaklaring (resp. 150 en 120 l/h), met een klein verdelingsvolume in ‘steady state’ voor beclometasondipropionaat (20 l) en een groter verdelingsvolume voor zijn actieve metaboliet (424 l).

La concentration du médicament dans le lait maternel dépend des caractéristiques du médicament, telles son métabolisme et sa liaison aux protéines plasmatiques chez la mère, son degré d’ionisation, son caractère lipophile et son poids moléculaire; ainsi l’héparine, en raison de son poids moléculaire élevé, ne peut pas passer dans le lait maternel.
De concentratie van het geneesmiddel in de moedermelk is afhankelijk van de karakteristieken van het geneesmiddel, zoals afbraak en plasma-eiwitbinding bij de moeder, ionisatiegraad, vetoplosbaarheid en moleculair gewicht; heparine bijvoorbeeld kan door zijn hoog moleculair gewicht niet overgaan in de moedermelk.

La liaison de l’hydrochlorothiazide aux protéines plasmatiques est de 68%, et son volume apparent de distribution est de 0,83 à 1,14 l/kg.
De plasma-eiwitbinding van hydrochloorthiazide bedraagt 68% en het schijnbaar verdelingsvolume is 0,83-1,14 l/kg.

La liaison de l'hydrochlorothiazide aux protéines plasmatiques est de 68%, et son volume apparent de distribution est de 0,83 à 1,14 l/kg.
De plasma-eiwitbinding van hydrochloorthiazide bedraagt 68% en het schijnbaar verdelingsvolume is 0,83-1,14 l/kg.