Lastly, the Court observes that, even if the disadvantages and costs engendered by the plurality of places of work – as described by the Parliament – are acknowledged, it is not for the Parliament or the Court to remedy that situation; rather, it is for the Member States to do so, if appropriate, in the exercise of their competence to determine the seats of the institutions.
Ten slotte merkt het Hof op dat ook al is erkend dat de door het Parlement omschreven ongemakken en kosten als gevolg van de verschillende plaatsen waar het zijn werkzaamheden verricht, reëel zijn, het noch aan het Parlement noch aan het Hof staat om hieraan een einde te maken, maar, indien nodig, aan de lidstaten bij de uitoefening van hun bevoegdheid om de zetel van de instellingen te bepalen.