2. Wird im Fall der Abwicklung eines Instituts oder einer grenzüberschreitend tätigen Gruppe eine in Artikel 59 Absatz 3 Buchstaben c, d oder genannte Feststellung getroffen, berücksichtigen die geeigneten Behörden die möglichen Auswirkungen der Abwicklung in allen Mitgliedstaaten, in denen das Institut oder die Gruppe tätig ist.
2. Bij het doen van de in artikel 59, lid 3, onder c), d) of e), bedoelde vaststelling in het geval van een instelling of een groep met grensoverschrijdende activiteiten, houden de geëigende autoriteiten rekening met de mogelijke gevolgen van de afwikkeling in alle lidstaten waar de instelling of de groep actief is.