Wenn einem Ausländer der Aufenthalt im Königreich in Anwendung von Absatz 1 Nr. 4 gestattet worden ist, nachdem die vorliegende Bestimmung in Kraft getreten ist, können weder sein Ehepartner noch ihre Kinder das Recht geltend machen, ihm nachzukommen.
Wanneer een vreemdeling tot een verblijf in het Rijk toegelaten is, met toepassing van het eerste lid, 4°, na de inwerkingtreding van deze bepaling, kunnen noch zijn echtgenoot noch zijn kinderen zich beroepen op het recht om zich bij hem te komen voegen.