Art. 3 - § 1. Der Abstand zwischen jedem Teil der Biogasgewinnungsanlage, die weniger als 830 Nm enthält, insbesondere dem Faulbehälter, dem Nachgärer, der Infrastruktur zur Lagerung des Biogases, den Biogasleitungen und den von Drittpersonen bewohnten Wohnungen beträgt mindestens 50 Meter.
Art. 3. § 1. De afstand tussen elk deel van de biomethaniseringsinstallatie die minder dan 830 Nm [ 00b3 ] inhoudt, in het bijzonder de gistingstank, de nagistingstank, de infrastructuur voor de opslag van biogas, de biogasleidingen en de door derden bewoonde woningen bedraagt 50 meter of meer.