Der Ministerrat führt an, der Hof sei nicht befugt, die präjudizielle Frage zu beantworten, da die Ursache des angeführten Behandlungsunterschieds nicht in Artikel 3 § 1 Absatz 4 des königlichen Erlasses Nr. 38 liege, sondern in Artikel 3 § 1 insgesamt (mit Ausnahme von Absatz 3) aufgrund des durch den verweisenden Richter vorgenommenen Vergleichs zwischen den Kategorien von Personen, die den verschiedenen Bestimmungen von Artikel 3 unterlägen.
De Ministerraad betoogt dat het Hof niet bevoegd zou zijn om de prejudiciële vraag te beantwoorden : de oorzaak van het in het geding zijnde verschil in behandeling zou niet artikel 3, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 zijn, maar artikel 3, § 1, in zijn geheel (met uitsluiting van het derde lid), om reden van de door de verwijzende rechter gemaakte vergelijking tussen de categorieën van personen die aan de verschillende bepalingen van artikel 3 zijn onderworpen.