Die klagenden Parteien bemängeln, dass der Gesetzgeber einerseits den Begriff « Verdächtiger » verwendet habe, um das Recht auf die vertrauliche Beratung vor der Vernehmung mit einem Rechtsanwalt zu gewähren, und andererseits den Begriff « Person, deren die Freiheit entzogen wird », um das Recht auf Beistand durch den Rechtsanwalt während der Vernehmung zu gewähren.
De verzoekende partijen bekritiseren het feit dat de wetgever gebruik heeft gemaakt van, enerzijds, het begrip « verdachte » om het recht op het vertrouwelijk overleg, vóór het verhoor, met een advocaat te openen en, anderzijds, het begrip « elkeen wiens vrijheid wordt benomen » om het recht op de bijstand van de advocaat tijdens het verhoor te openen.