(3) Wenn die im europäischen Abwicklungskollegium vertretenen Abwicklungsbehörden zu keiner gemeinsamen Entscheidung gelangen oder kein europäisches Abwicklungskollegium besteht, entscheidet jede Abwicklungsbehörde — außer in den in Artikel 95 genannten Fällen — selbst über die Anerkennung und Durchsetzung der Abwicklungsverfahren von Drittländern in Bezug auf Drittlandsinstitute oder Mutterunternehmen.
3. Bij ontstentenis van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteiten die in het Europees afwikkelingscollege participeren, of indien er geen Europees afwikkelingscollege is, besluit elke betrokken afwikkelingsautoriteit afzonderlijk over de erkenning en handhaving, behoudens het bepaalde in artikel 95, van de afwikkelingsprocedures van een derde land met betrekking tot een instelling of moederonderneming van een derde land.