In der Begründung zum Gesetz vom 1. Juli 1964, das das Gesetz vom 9. April 1930 inhaltlich vollständig ersetzt hat, wird darauf hingewiesen, dass die eventuelle Einweisung eines internierten Geisteskranken in eine private psychiatrische Einrichtung Ausnahmecharakter hat und von vorübergehender Art ist (Parl. Dok., Senat, 1959-1960, Nr. 514, S. 5).
In de memorie van toelichting bij de wet van 1 juli 1964, die de wet van 9 april 1930 inhoudelijk volledig heeft vervangen, wordt erop gewezen dat de eventuele plaatsing van een geïnterneerde geesteszieke in een private psychiatrische instelling uitzonderlijk en tijdelijk is (Parl. St., Senaat, 1959-1960, nr. 514, p. 5).