In der dritten präjudiziellen Frage wird die Geldbusse in Höhe des Zehnfachen der entzogenen Abgaben, die in Artikel 23 Absatz 1 des Gesetzes vom 22. Oktober 1997 festgelegt ist, verglichen mit der Geldbusse, die in Artikel 239 des AZAG festgelegt ist, der bestimmt:
In de derde prejudiciële vraag wordt de geldboete gelijk aan tienmaal de ontdoken rechten bepaald in artikel 23, eerste lid, van de wet van 22 oktober 1997, vergeleken met de geldboete bepaald in artikel 239 van de A.W.D.A., dat luidt :