« Verstösst Artikel 24 § 5 des Dekrets vom 6. Juni 1994 zur Festlegung des Statuts der Mitglieder des subventionierten Personals des subventionierten offiziellen Unterrichtswesens, w
enn es sich um eine Vertretung in einer nichtoffenen Stelle handelt, gegen Artikel 24 § 4 der Verfassung, indem er bestimmt, dass das Vorrangsrecht nur für einen anfänglichen ununterbrochenen Abwes
enheitszeitraum von mindestens fünfzehn Tagen gilt, während Artikel 34 § 3 des Dekrets vom 1. Februar 1993 zur Festlegung des Statuts der Mitglieder des subventi
...[+++]onierten Personals des subventionierten freien Unterrichtswesens seinerseits die Beachtung des Vorrangsrechts für jeden ununterbrochenen Abwesenheitszeitraum von mindestens fünfzehn Tagen vorschreibt?« Houdt artikel 24, § 5, van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd ond
erwijs, als het een vervanging betreft in een niet-vacante betrekking, een schending in van artikel 24, § 4, van de Grondwet door te bepalen dat het recht van voorrang alleen geldt voor een ononderbroken periode v
an aanvankelijk ten minste vijftien weken afwezigheid, terwijl artikel 34, § 3, van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde
...[+++]personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs de inachtneming van het recht van voorrang verplicht stelt voor iedere ononderbroken periode van afwezigheid van ten minste vijftien weken ?