Vertaling van "versuchsweise mitte 1997 bis ende juni 1998 eingeführt " (Duits → Nederlands) :

Das System der Sammelerhebung im Reissektor wurde aufgrund einer im Rahmen des GATT eingegangenen Verpflichtung versuchsweise von Mitte 1997 bis Ende Juni 1998 eingeführt (und bis zum 31. Dezember 1998 verlängert).
Het cumulatief invorderingssysteem (CIS) in de sector rijst werd bij wijze van proef ingesteld van midden 1997 tot einde juni 1998 (en verlengd tot 31 december 1998) vanwege een verbintenis die in het kader van de GATT is aangegaan.

10° der Betriebssitz des betroffenen Unternehmens muss im Laufe der Periode von Anfang Juni bis Ende September 1999 während drei Monaten einen Umsatzverlust von mindestens 20 % oder während zwei Monaten einen Umsatzverlust von mindestens 25 % oder während eines Monats einen Umsatzverlust von mindestens 40 % erlitten haben, und zwar im Verhältnis zu dem durchschnittlichen Umsatz des bzw. der entsprechenden Monate der Jahre 1996, 1997 und 1998.
10° de omzet van de getroffen exploitatiezetel is tussen begin juni en eind september 1999 gedaald met minstens 20 % over drie maanden, 25 % over twee maanden of 40 % over één maand t.o.v. de gemiddelde omzet van de overeenstemmende maand(en) in de jaren 1996, 1997 en 1998.

Art. 2 - § 1 - Die Garantie, die Zinssubvention und der Pauschalbetrag von 10.000 BEF werden unter der Bedingung gewährt, dass das Unternehmen im Laufe der Periode von Anfang Juni bis Ende September 1999 während drei aufeinanderfolgenden oder nicht aufeinanderfolgenden Monaten einen Umsatzverlust von mindestens 20 % oder während zwei aufeinanderfolgenden oder nicht aufeinanderfolgenden Monaten einen Umsatzverlust von mindestens 25 % oder während eines Monats einen Umsatzverlust von mindestens 40 % erlitten hat, und zwar im Verhältnis zu dem durchschnittlichen Umsatz des entsprechenden Monats oder der entsprechenden Monate der Jahre 1996, 1997 und 1998.
Art. 2. § 1. De waarborg, de rentetoelage en het forfaitaire bedrag van 10.000 BEF worden toegekend op voorwaarde dat de omzet van het bedrijf vanaf begin juni tot eind september 1999 over drie al dan niet opeenvolgende maanden met minstens 20 % is gedaald, of over twee al dan niet opeenvolgende maanden met minstens 25 % is gedaald, of over één maand met minstens 40 % is gedaald en dit ten opzichte van de gemiddelde omzet van de overeenstemmende maand(en) van de jaren 1996, 1997 en 1998.

Und indem die angefochtenen Bestimmungen im Rahmen der angeblichen Zielsetzung eingeführt wurden, das finanzielle Gleichgewicht der Gesundheitspflegeversicherung ausgehend von der doppelten Feststellung zu gewährleisten, dass die pharmazeutischen Unternehmen in der Vergangenheit Preisnachlässe für die in Krankenhäusern abgegebenen Arzneimittel gewährten und dass die Krankenhäuser trotzdem die Abgabe dieser Arzneimittel zum Rückzahlungspreis des LIKIV in Rechnung stellten, eine Praxis, der im übrigen durch die angekündigte Änderung des königlichen Erlasses vom 2. September 1980 wahrscheinlich ein Ende gesetzt werden wird und die im übrigen auf der Behauptung gründet, dass die vorgenannte Änderung des obengenannten königlichen Erlasses vom 2. September 1980 ein Verschwinden der Nachlässe und eine Steigerung der Einnahmen der pharmazeutischen Unternehmen zur Folge haben wird, die im übrigen ebenso fälschlicherweise als der ' Ausgleich ' der genannten Einnahmensteigerung dargestellt wird, sind die mit den Artikeln 134 und 135 des Gesetzes vom 22. Februar 1998 beschlossenen Massnahmen weder vernünftig gerechtfertigt noch zu rechtfertigen, wenn man unter anderem die Tatsache berücksichtigt, dass die Zahlung eines zu hohen Rückzahlungspreises durch das LIKIV im Jahr 1997 alleine den Krankenhäusern zuzuschreiben ist, denen im übrigen der gesamte finanzielle Vorteil einer tolerierten Praxis zugute kam, und dass weder rechtlich noch faktisch irgendein Zusammenhang möglich wäre zwischen der Politik, die die pharmazeutischen Unternehmen in bezug auf Nachlässe beabsichtigen, und dem Verbot einer bis zum heutigen Tag tolerierten Praxis der Krankenhäuser, so dass die obengenannten Massnahmen auf diese Weise gegen den Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung verstossen, und zwar um so mehr, als sich herausstellt, dass der Gesetzgeber für 1998 auf die Einkünfte verzichtet, die in Artikel 191 Nrn. 19 und 20 des koordinierten Gesetzes vom 14. Juli 1994 vorgesehen sind,
En doordat de aangevochten bepalingen zijn aangenomen in het kader van de beweerde doelstelling het financiële evenwicht van de verzekering voor geneeskundige verzorging te verzekeren vanuit de dubbele vaststelling dat, in het verleden, de farmaceutische bedrijven kortingen toekenden voor de geneesmiddelen afgeleverd in ziekenhuizen en dat de ziekenhuizen niettemin die geneesmiddelen factureerden tegen de terugbetalingsprijs van het RIZIV, praktijk waaraan de aangekondigde wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1980 een einde zou kunnen maken, overigens gegrond op de bewering dat de voormelde wijziging van het bovenvermelde koninklijk besluit van 2 september 1980 zal leiden tot een verdwijning van de kortingen en een stijging van de ontvangsten van de farmaceutische bedrijven, bovendien voorgesteld, op een niet correcte wijze, als de ' compensatie ' van die verhoging van de inkomsten, doordat de bepalingen vervat in de artikelen 134 en 135 van de wet van 22 februari 1998 niet redelijk verantwoord zijn, noch overigens verantwoordbaar, rekening houdend onder meer met het feit dat de betaling van een te hoge terugbetalingsprijs door het RIZIV, in 1997, enkel aan de ziekenhuizen is toe te schrijven die overigens het volledige financiële voordeel van een gedoogde praktijk in ontvangst hebben genomen en dat er geen enkel mogelijk verband is, zowel in rechte als in feite, tussen het beleid dat de farmaceutische bedrijven inzake kortingen willen voeren en het verbod van een praktijk van de ziekenhuizen die tot heden werd gedoogd, zodat die maatregelen aldus de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie schenden en zulks des te meer daar blijkt dat de wetgever zich voor 1998 de inkomsten ontzegt die zijn ingeschreven in artikel 191, 19° en 20°, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994,