Vertaling van "verstoss beanstandeten " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Verstoss gegen seine Dienstpflichten
verzuim van zijn ambtelijke plichten

behauptete Verstösse gegen das Gemeinschaftsrecht oder Missstände bei der Anwendung desselben
vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht

angebliche Verstösse gegen den Kodex
klachten over inbreuken op de code

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

(4) Bei einer Untersuchung aus eigener Initiative nach Artikel 114 § 1 Ziffer 2 Lit. a) des Dekretes teilt der Betreuer der inkriminierten Partei den beanstandeten Verstoss gegen die Bestimmungen des Dekretes bzw. die Ausführungsbestimmungen mit.
(4) Bij initiatiefonderzoek overeenkomstig artikel 114, § 1, 2°, a), van het decreet deelt de begeleidingsambtenaar de aangeklaagde partij de haar verweten overtreding van de bepalingen van het decreet resp. van de bepalingen tot uitvoering ervan mede.

Im ersten Klagegrund ihrer Klageschrift führt die Wallonische Regierung einen Verstoss des angefochtenen Dekrets gegen die Artikel 128 § 2 und 130 § 2 der Verfassung durch das angefochtene Dekret an, da in der beanstandeten Bestimmung der territoriale Zuständigkeitsbereich des Dekrets auf der Grundlage eines Anknüpfungskriteriums festgelegt werde, bei dem das gesamte belgische Staatsgebiet berücksichtigt werde.
In het eerste middel voert de Waalse Regering de schending aan van de artikelen 128, § 2, en 130, § 2, van de Grondwet door het bestreden decreet, doordat de bekritiseerde bepaling het territoriale bevoegdheidsgebied van het decreet zou definiëren op basis van een criterium van aanknoping dat het Belgische grondgebied in zijn geheel in aanmerking neemt.

Diese Gründe führen zu der Schlussfolgerung, dass es vernünftig ist, den Ausdruck « Verstoss » in der beanstandeten Bestimmung als « das materielle Element des Verstosses » aufzufassen.
Die redenen leiden tot de conclusie dat het redelijk is om de term « overtreding » in de in het geding zijnde bepaling te verstaan als « het materiële element van de overtreding ».

Die beanstandeten Bestimmungen dienen dazu, die Voraussetzungen für Durchsuchungen durch Zoll- und Akzisenbeamte festzulegen (Artikel 189 und 193 bis 197), die Beschlagnahme und Einziehung der Transportmittel und der Güter, die beim Verbergen von Schmuggelware verwendet wurden, anzuordnen (Artikel 222), der Verwaltung ein Vergleichsrecht in bezug auf die öffentliche Klage hinsichtlich der Geldbusse, der Einziehung und der Schliessung von Fabriken oder Werkstätten zu verleihen (Artikel 263), die Art und Weise zu bestimmen, in der Verstösse gegen die Zoll- und Akzisengesetzgebung festgestellt werden und zur Beschlagnahme übergegangen wird (Artikel 267 bis 278), und die Art und Weise zu bestimmen, in der diese Verstösse sowohl auf zivilrechtlicher als auch auf strafrechtlicher Ebene verfolgt und entschieden werden (Artikel 279 bis 285).
De in het geding zijnde bepalingen strekken ertoe de voorwaarden te bepalen voor visitaties door de ambtenaren van douane en accijnzen (artikelen 189 en 193 tot 197), de inbeslagneming en verbeurdverklaring te gebieden van de vervoermiddelen en van de goederen die hebben gediend om de smokkelwaar te verbergen (artikel 222), de Administratie een transactierecht te verlenen over de strafvordering omtrent de geldboete, de verbeurdverklaring en het sluiten van fabrieken of werkplaatsen (artikel 263), de wijze te bepalen waarop inbreuken op de douane- en accijnswetgeving worden vastgesteld en tot inbeslagneming wordt overgegaan (artikelen 267 tot 278), en de wijze te bepalen waarop die inbreuken, zowel op burgerrechtelijk als strafrechtelijk vlak, worden vervolgd en berecht (artikelen 279 tot 285).

In seinem Schriftsatz vertritt der Ministerrat die Ansicht, dass sechs von den sieben durch die klagenden Parteien beanstandeten Diskriminierungen nicht auf einen Verstoss gegen Artikel 10 der Verfassung zurückzuführen seien, sondern auf einen Verstoss gegen Artikel 11 der Verfassung, den die klagenden Parteien nicht geltend machen würden.
In zijn memorie oordeelt de Ministerraad dat zes van de zeven discriminaties die door de verzoekende partijen worden aangeklaagd, hun oorsprong niet vinden in de schending van artikel 10 van de Grondwet, maar wel van artikel 11 van de Grondwet, dat niet door de verzoeksters wordt aangevoerd.