Der Hof hat erkannt, dass die vorerwähnten Artikel ' nur insofern verfassungswidrig [sind], als sie nicht vorsehen, dass die Anwendung der Methoden der Observation und der Infiltrierung durch einen unabhängigen und unparteiischen Richter kontrolliert wird ' und dass er diese Artikel nur für nichtig erklären konnte, ' da der Hof nicht befugt ist, selbst den zuständigen Richter zu bezeichnen ' (B.29).
Het Hof oordeelde dat de voormelde artikelen ' uitsluitend door ongrondwettigheid [waren] aangetast in zoverre zij niet erin voorzien dat de aanwending van de methoden van observatie en infiltratie wordt gecontroleerd door een onafhankelijke en onpartijdige rechter ' en dat het die artikelen enkel kon vernietigen ' aangezien het Hof niet bevoegd is om zelf over te gaan tot de aanwijzing van de bevoegde rechter ' (B.29).