Unter Berücksichtigung dieser Gewinne und der « Verantwortung der Kernkraftbetreiber und der Gesellschaften, die einen Anteil an der industriellen Elektrizitätsproduktion durch Spaltung von Kernbrennstoffen haben, für den Verfall der Anlagen zur Erzeugung von elektrischer Energie » konnte er den Standpunkt vertreten, dass die Belastung nicht « übermässig » ist (ebenda, S. 41).
Rekening houdend met die winst en met de « verantwoordelijkheid van de kernexploitanten en van de vennootschap [pen] die een aandeel hebben in de industriële productie van elektriciteit door splijting van kernbrandstoffen in het verval van het park van productie-eenheden voor elektrische energie », vermocht hij te oordelen dat de last niet « buitensporig » is (ibid., p. 41).