3. Bei einem Tier einer empfänglichen Art werden klinische Symptome festgestellt, die auf MKS schließen lassen, und bei dem Tier oder einem Tier desselben Geburtsjahrgangs werden Antikörper gegen MKSV-Struktur- oder Nichtstrukturproteine nachgewiesen, wobei gewährleistet sein muss, dass frühere Impfungen, durch das Muttertier übertragene Antikörper oder unspezifische Reaktionen als mögliche Ursache der Seropositivität ausgeschlossen werden können.
3. bij een ziektegevoelig dier zijn klinische symptomen waargenomen die wijzen op mond- en klauwzeer, en het dier en/of de dieren van dezelfde cohort is/zijn positief voor antilichamen tegen structurele en niet-structurele proteïnen van het mond- en klauwzeervirus, op voorwaarde dat vroegere vaccinatie, residuele maternale antilichamen of aspecifieke reacties kunnen worden uitgesloten als mogelijke oorzaak van de seropositiviteit;