Insofern die klagende Partei zum ersten Mal in ihrem Erwiderungsschriftsatz anführt, dass die angefochtene Bestimmung nicht vereinbar sei mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, weil die Grünstromzertifikate während des Verlängerungszeitraums auf der Grundlage des ni
cht abgeschriebenen Teils einer Anlage (Artikel 7.1.1 § 1 Absätze 4 und 5) gewährt worden seien entsprechend einer Berechnung des unrentablen Anteils, wobei gleichzeitig ein Mindestwert für diese Zertifikate festgelegt worden sei, während dies nicht für die während des Verlängerungszeitraums auf der Grundlage von nicht geleiste
ten Volllaststunden ...[+++]gewährten Zertifikate der Fall sei (Artikel 7.1.1 § 1 Absatz 3), führt sie einen neuen Klagegrund an, der demzufolge unzulässig ist.In zoverre de verzoekende partij voor het eerst in haar memorie van antwoord aanvoert dat de bestreden bepaling niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de groenestroomcertificaten tijdens de verlengingsperiode op basis van het ni
et-afgeschreven gedeelte van een installatie (artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid) worden toegekend op grond van een berekening van de onrendabele top, waarbij eveneens een minimumwaarde voor die certificaten is bepaald, terwijl dat niet het geval zou zijn voor de certificaten toegekend tijdens de verlengingsperiode op basis van niet-gepresteerde vollasturen (artikel 7.1.1, § 1
...[+++], derde lid), voert zij een nieuw middel aan, dat om die reden onontvankelijk is.