(2) In bezug auf Angelegenheiten, die unter Artikel 5 Absatz 4 des Übereinkommens fallen, wird der Standpunkt der Gemeinschaft vom Rat auf Vorschlag der Kommission festgelegt; in bezug auf Angelegenheiten, die unter Artikel 5 Absätze 1, 2 und 3 fallen, wird der Standpunkt der Gemeinschaft von der Kommission nach Anhörung eines Ausschusses, der sich aus Vertretern der Mitgliedstaaten zusammensetzt, festgelegt.
2. Met betrekking tot aangelegenheden die onder artikel 5, lid 4, van de overeenkomst vallen, wordt het standpunt van de Gemeenschap vastgesteld door de Raad op voorstel van de Commissie; met betrekking tot aangelegenheden die onder artikel 5, leden 1, 2 en 3, vallen, wordt het standpunt vastgesteld door de Commissie na raadpleging van een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten.