Traduction de «staatsanwaltschaft einem vorgesetzten auferlegt » (Allemand → Néerlandais) :

In den Artikeln 3, 4 und 14 des angefochtenen Gesetzes ist vorgesehen, dass die Fälligkeit der steuerrechtlichen Geldbuße oder des Steuerzuschlags, die einem Steuerpflichtigen auferlegt wird, ausgesetzt wird ab dem Zeitpunkt, zu dem die Staatsanwaltschaft gegen denselben Steuerpflichtigen die Strafverfolgung gemäß Artikel 460 des EStGB 1992 oder Artikel 74 des Mehrwertsteuergesetzbuches ausübt.
De artikelen 3, 4 en 14 van de bestreden wet bepalen dat de opeisbaarheid van de fiscale geldboete of van de belastingverhoging uitgesproken tegen een belastingplichtige wordt geschorst vanaf het ogenblik dat het openbaar ministerie, tegen diezelfde belastingplichtige, de strafvordering instelt overeenkomstig artikel 460 van het WIB 1992 of artikel 74 van het BTW-Wetboek.

Für die überzähligen Statutarischen wird ihre Mobilität gefördert oder selbst auferlegt, wenn anderswo im Land Stellen frei werden, in einer Kanzlei oder einem Sekretariat einer Staatsanwaltschaft, die beziehungsweise das näher zu ihrem Wohnsitz gelegen sind.
Voor de statutairen in overtal zal hun mobiliteit worden aangemoedigd, of zelfs worden opgelegd, wanneer er elders in het land plaatsen vrijkomen, in een griffie of een parketsecretariaat nabij hun woonplaats.

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7. Juli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7. Mai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied der rechtsprechenden Gewalt ist, und ohne dass irgendeine Form der richterlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?

« Verstösst Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich und Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 7hhhhqJuli 2002 zur Abänderung von Teil II Buch II Titel V des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Disziplin und zur Rückgängigmachung des Gesetzes vom 7hhhhqMai 1999 zur Abänderung des Gerichtsgesetzbuches, was die Disziplinarregelung für die Mitglieder des gerichtlichen Standes betrifft, gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich und in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, indem im Rahmen eines Disziplinarverfahrens die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die im vorerwähnten Artikel genannten Mitglieder der Staatsanwaltschaft von einem Vorgesetzten auferlegt werden, und zwar vom Generalprokurator beim Appellationshof, der nicht Mitglied des gerichtlichen Standes ist, und ohne dass irgendeine Form der gerichtlichen Kontrolle vorgesehen ist, während die schweren Disziplinarstrafen in Bezug auf die Magistrate des Sitzes, die Magistrate des Kassationshofes ausgenommen, von der ersten Kammer des Appellationshofes auferlegt werden?
« Schendt het artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, en 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich en gelezen in samenhang met het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat, in het kader van een tuchtprocedure, de zware tuchtstraffen ten aanzien van de in bedoeld artikel opgesomde leden van het Openbaar Ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, met name de procureur-generaal bij het hof van beroep, niet-lid van de rechterlijke macht, en zonder dat voorzien is in enigerlei vorm van rechterlijke controle, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, worden opgelegd door de eerste kamer van het Hof van beroep ?

Der Generalprokurator beim Appellationshof Gent, tagend als Disziplinarbehörde aufgrund von Artikel 412 § 2 Nr. 3 vierter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches, bittet den Hof, die Frage zu beantworten, ob gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, verstossen werde, weil die schweren Disziplinarstrafen für die betreffenden Mitglieder der Staatsanwaltschaft durch einen Vorgesetzten, nämlich den Generalprokurator, der nicht Mitglied der rechtsprechenden Gewalt sei, auferlegt würden, ohne dass irgendeine Form der richterlichen Kontrolle vorgesehen sei, während die schweren Disziplinarstrafen für Magistrate des Sitzes, mit Ausnahme der Magistrate des Kassationshofes, aufgrund von Artikel 412 § 2 Nr. 1 erster Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches durch die erste Kammer des Appellationshofes auferlegt würden.
De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent, zitting houdend als tuchtoverheid op grond van artikel 412, § 2, 3°, vierde streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, verzoekt het Hof te antwoorden op de vraag of de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, zijn geschonden doordat de zware tuchtstraffen ten aanzien van de betrokken leden van het openbaar ministerie worden opgelegd door een hiërarchische overste, namelijk de procureur-generaal, die geen lid is van de rechterlijke macht, en zonder dat in enige vorm van rechterlijke controle zou zijn voorzien, terwijl de zware tuchtstraffen ten aanzien van de leden van de zittende magistratuur, met uitzondering van de magistraten van het Hof van Cassatie, krachtens artikel 412, § 2, 1°, eerste streepje, van het Gerechtelijk Wetboek worden opgelegd door de eerste kamer van het hof van beroep.