(1) Die Mitgliedstaaten setzen bei der Erfüllung ihrer in dieser Verordnung festgelegten Verpflichtungen in Bezug auf invasive gebietsfremde Arten alles daran, um eine enge Abstimmung mit allen betreffenden Mitgliedstaaten sicherzustellen, und nutzen die bestehenden Strukturen, die aus regionalen oder internationalen Übereinkommen hervorgegangen sind, sofern dies praktikabel und angemessen ist.
1. Bij het naleven van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening met betrekking tot invasieve uitheemse soorten, stellen de lidstaten alles in het werk om een nauwe coördinatie met alle betrokken lidstaten te waarborgen en maken zij, voor zover passend en uitvoerbaar, gebruik van bestaande structuren die in het kader van internationale overeenkomsten gevormd zijn.