Im dritten Klagegrund führt die klagende Partei an, dass der Dekretgeber bei der Ausübung seiner Zuständigkeit für Rundfunk und Fernsehen den Grundsatz der Verhältnismässigkeit verletzt habe, indem das angefochtene Dekret Bestimmungen enthalte, die sich auf die gemeinsame Infrastruktur der elektronischen bertragung für Rundfunk und Fernsehen sowie für Telekommunikation bezögen, und es auf einseitige Weise zustande gekommen sei, ohne irgendeine Form der Beratung oder Zusammenarbeit, während aus dem Urteil des Hofes Nr. 132/2004 vom 14. Juli 2004 die absolute Notwendigkeit zur Zusammenarbeit hervorgehe.
In het derde middel voert de verzoekende partij aan dat de decreetgever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid inzake de radio-omroep en de televisie het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden, doordat het bestreden decreet bepalingen zou bevatten die betrekking hebben op de aan de radio-omroep en de televisie en aan de telecommunicatie gemeenschappelijke elektronische transmissie-infrastructuur, en het op eenzijdige wijze tot stand kwam, zonder enige vorm van overleg of samenwerking, terwijl uit het arrest van het Hof nr. 132/2004 van 14 juli 2004 de absolute noodzaak om samen te werken zou blijken.