Verstoßen die Artikel 2, 3 und 4 des Gesetzes vom 15. Juni 1935 über den Sprachengebrauch in Gerichtsangelegenheiten gegen
die Artikel 10, 11 oder 30 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 6 der europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, indem sie es den Sozialversicherten, die gegen eine Einrichtung für soziale Sicherheit vorgeh
en, untersagen, ihr Gerichtsverfahren in einer Sprache einzuleiten und fortzusetzen, die eine der Sprachen ist, in denen das befasste Rechtsprechungsorgan
tagen ...[+++] kann, und in ihren Verwaltungsbeziehungen mit der genannten Einrichtung benutzt wurde, so wie es die koordinierten Gesetze vom 18. Juli 1966 über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten erlauben?
Schenden de artikelen 2, 3 en 4 van de wet van 15 juni 1935 op het g
ebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10, 11 of 30 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de sociaal verzekerden die in rechte treden tegen een socialezekerheidsinstelling, verbieden om hun rechtsvordering in te stellen en voort te zetten in een taal die behoort tot de talen waarin het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is g
emaakt, zitting kan houden en die we ...[+++]rd gebruikt in hun administratieve betrekkingen met de genoemde instelling, zoals dat wordt toegestaan bij de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken ?