„Abweichend von Unterabsatz 1 und unbeschadet des Absatzes 4 können die Mitgliedstaaten auf einer Obstanlage das Vorhandensein von anderen Bäumen als Schalenobstbäumen zulassen, sofern diese in einem Mitgliedstaat wahlweise nicht mehr als 10 % der in Absatz 3 festgesetzten Mindestzahl von Bäumen oder nicht mehr als 10 % der tatsächlichen Zahl der Schalenobstbäume je ha Obstanlage ausmachen.
„In afwijking van de eerste alinea en onverminderd lid 4 kunnen de lidstaten de aanwezigheid in een boomgaard van andere bomen dan notenbomen toestaan binnen een grens die overeenkomt met 10 % van het in lid 3 vastgestelde minimumaantal bomen of van het aantal werkelijk geplante notenbomen per hectare boomgaard, naar keuze van de lidstaat.