(4) Ist ein Mitgliedstaat der Auffassung, daß ein Gerät, dessen Übereinstimmung mit den Bestimmungen dieser Richtlinie bescheinigt wurde, ernsthaften Schaden an einem Netz verursacht oder funktechnische Störungen bewirkt oder für das Netz oder den Netzbetrieb eine schädliche Wirkung hat, so kann der Betreiber die Genehmigung erhalten, für dieses Gerät den Anschluß zu verweigern, die Verbindung aufzuheben oder den Dienst einzustellen.
4. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat apparatuur waarvan verklaard is dat zij aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet, ernstige schade toebrengt aan een netwerk of schadelijke radio-interferentie veroorzaakt of het netwerk of de werking daarvan schaadt, kan de exploitant toestemming krijgen om dergelijke apparatuur niet aan te sluiten, af te sluiten dan wel uit het dienstaanbod te halen.
