C. in der Erwägung, dass der Minister für religiöse Angelegenheiten im Anschluss an das 2008 erlassene Verbot der Verbreitung der Lehren der moslemischen Ahmadi wiederholt ein völliges Verbot der moslemischen Ahmadiyya-Gemeinschaft gefordert hat und
dass dieses Verbot mittlerweile in drei Provinzen (Westjava, Südsulawesi und Westsumatra) in Kraft gesetzt worden ist; unter Hinweis darauf, dass am 6. Februar 2011 ein aus mindestens 1 500 Personen bestehender Mob 20 Ahmadi-Moslems in Cikeusik in der Provinz Banten angriff, drei von ihnen tötete und andere schwer verletzte, was eine Verurteilung und die Forderung nach Ermittlungen durc
h den indo ...[+++]nesischen Präsidenten zur Folge hatte,
C. overwegende dat de Indonesische minister voor Godsdienstzaken na het verbod op de verspreiding van de ahmadi-moslimleer in 2008 herhaaldelijk heeft opgeroepen tot een algeheel verbod op de ahmadiyyamoslimgemeenschap, en dat drie provincies – West-Java, Zuid-Sulawesi en West-Sumatra – hieraan reeds gevolg hebben gegeven; overwegende dat op 6 februari 2011 in Cikeusik, in de provincie Banten, een grote menigte van minstens 1500 mensen 20 ahmadi-moslims hebben aangevallen, waarbij drie van hen om het leven kwamen en verschillende anderen ernstig gewond raakten, als gevolg waarvan de president van Indonesië een onderzoek eiste,