Vertaling van " vielen relativ " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

relativer Leistungs-Pegel | relativer Pegel
relatief vermogensniveau

relativer Leistungsstand | relativer Pegel
relatief niveau | relatief vermogensniveau

relativer Fehler | relativer Messfehler
relatieve fout

vielen verschiedenen Flughafennutzern Unterstützung leisten
bijstand verlenen aan diverse luchthavengebruikers | hulp bieden aan diverse luchthavengebruikers

relativer Wert
betrekkelijke waarde

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Die relativ geringe Preiselastizität der Energienachfrage in vielen wichtigen Wirtschaftszweigen, das prognostizierte Preisniveau sowie die Variabilität des EU-EHS-Preises werden dabei berücksichtigt werden müssen.
Er zal rekening moeten worden gehouden met de relatief lage prijselasticiteit van de vraag naar energie in veel belangrijke sectoren van de economie en met de verwachte toekomstige niveaus, alsook met de mogelijke variabiliteit van de ETS-prijs.

In vielen Mitgliedstaaten sind mehrere oder sogar alle dieser Typen vorhanden (obwohl die Anzahl der fahrenden Roma-Gemeinschaften im Vergleich zu sesshaften Gemeinschaften allgemein relativ niedrig ist).
In veel lidstaten zijn verscheidene of zelfs al deze types aanwezig (hoewel het aantal mobiele gemeenschappen over het algemeen relatief klein is in vergelijking met de sedentaire gemeenschappen).

In vielen NAP wird der Anpassungsfähigkeit relativ wenig Aufmerksamkeit geschenkt.
In vele NAP's wordt betrekkelijk weinig aandacht besteed aan aanpassingsvermogen in het algemeen, dus is de mainstreaming in dit opzicht nog niet ver gevorderd.

In vielen Mitgliedstaaten laufen hauptsächlich geringqualifizierte Frauen ein relativ hohes Risiko, in einen Teufelskreis von Arbeitslosigkeit und befristeter Niedriglohn-Teilzeitbeschäftigung zu geraten.
In verschillende lidstaten zijn het hoofdzakelijk laaggeschoolde vrouwen die een vrij groot risico lopen om vast te raken in een aaneenschakeling van werkloosheid en niet-permanent, laagbetaald deeltijds werk.

stellt fest, dass, zwar die Endkundenstrompreise in Europa für kleine und mittlere industrielle und gewerbliche Kunden und private Verbraucher in vielen Mitgliedstaaten relativ hoch sind, Investitionen in die Energieeffizienz die Wettbewerbsfähigkeit der europäischen Unternehmen allerdings fördern und die Energiekosten für private Verbraucher senken können; hebt jedoch hervor, dass sich die Stromrechnung in der EU im Schnitt zu einem Drittel aus indirekten, staatlich induzierten Steuern und Abgaben für private Haushalte zusammensetzt, die — sofern es sich um feste Rechnungsbestandteile handelt — den Verbrauchern Schwierigkeiten bereiten können, sich die Vorteile des Energiesparens zu Nutzen zu machen, und zudem zur Energiearmut beitragen; weist darauf hin, dass Abgaben zur Finanzierung der europäischen Klima- und Energiepolitik den geringsten Teil der Rechnungen ausmachen; unterstreicht ferner, dass hohe Energiepreise in der EU zu Unterschieden bei den Energiepreisen zwischen den EU-Mitgliedstaaten und ihren wichtigsten Wettbewerbern in weiten Teilen der Welt führen, wodurch die Wettbewerbsfähigkeit der energieintensiven Branchen in Europa beeinträchtigt wird; weist darauf hin, dass Innovation auch mit höheren Investitionen in die Energieeffizienz steigt, wodurch die EU-Industrie eine führende Rolle in der Welt einnehmen wird.
wijst erop dat ondanks het feit dat de Europese stroomtarieven voor kleine en middelgrote industriële en commerciële afnemers en particulieren in veel lidstaten relatief hoog zijn, het investeren in energie-efficiëntie het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven kan versterken en de energiekosten voor particulieren kan verlagen; onderstreept echter dat de stroomrekening voor particuliere huishoudens in de EU gemiddeld voor een derde bestaat uit indirecte belastingen en heffingen van overheidswege, waardoor het bij facturering als vaste bedragen voor de consument lastig wordt de voordelen van energiebesparing te voelen, en energiearmoede in de hand wordt gewerkt; merkt op dat heffingen ter financiering van het Europese klimaat- en energiebeleid het kleinste deel van de rekening vormen; onderstreept dat de hoge energieprijzen in de EU resulteren in een verschil in energieprijzen tussen de lidstaten van de EU en onze belangrijkste concurrenten in grote delen van de wereld, waardoor het concurrentievermogen van Europese energie-intensieve bedrijven wordt aangetast; merkt op dat innovatie ook toeneemt naarmate er meer wordt geïnvesteerd in energie-efficiëntie, hetgeen de EU-industrie op een vooraanstaande positie in de wereld plaatst.

1. nimmt mit großer Besorgnis das klare Muster der gegenwärtig steigenden regionalen Ungleichheit in der EU zur Kenntnis, mit vielen relativ armen Regionen in den neuen Mitgliedstaaten und Südeuropa und einer Mehrheit von reichen Regionen in Mittel- und Nordeuropa, und sogar innerhalb von Mitgliedstaaten und Regionen; hebt in diesem Zusammenhang die außerordentliche Bedeutung der Kohäsionspolitik der EU als wichtigstes Instrument für Investitionen im Hinblick auf die Konvergenz und die nachhaltige Entwicklungen in der Europäischen Union hervor,
1. stelt met grote bezorgdheid vast dat de regionale ongelijkheid in de EU vandaag duidelijk toeneemt, met veel relatief arme regio's in de nieuwe lidstaten en Zuid-Europa en een meerderheid rijke regio's in Centraal- en Noord-Europa, en zelfs binnen de lidstaten en regio's; benadrukt in dit verband het grote belang van het cohesiebeleid van de EU als het voornaamste investeringsinstrument voor convergentie en duurzame ontwikkeling in de EU;

2. äußerst sich besorgt darüber, dass mehr als 20 Mitgliedstaaten die Bildungsausgaben relativ betrachtet (also in Prozent des BIP) gekürzt haben und so ihr Wachstums- und Beschäftigungspotenzial und ihre Wettbewerbsfähigkeit gefährden; weist darauf hin, dass durch die Reduzierung solcher Investitionen die Strukturschwäche der EU erhöht wird, was auf die zunehmende Diskrepanz zwischen dem Bedarf an hochqualifizierten Arbeitskräften und dem derzeit relativ hohen Anteil an gering qualifizierten Arbeitskräften in vielen Mitgliedstaaten zurückzuführen ist;
2. constateert met bezorgdheid dat meer dan 20 lidstaten hun onderwijsuitgaven in relatieve termen (als percentage van het bbp) hebben verlaagd, waardoor hun groei, werkgelegenheidspotentieel en concurrentiepositie in gevaar komen; wijst erop dat het verlagen van deze investeringen de EU structureel nog verder zal verzwakken, gezien de discrepantie tussen de toenemende behoefte aan hoogopgeleide werknemers en het feit dat een groot deel van de beroepsbevolking in veel lidstaten momenteel uit laagopgeleiden bestaat;

8. äußert sich besorgt darüber, dass mehr als 20 Mitgliedstaaten die Bildungsausgaben relativ betrachtet (d. h. in Prozent des BIP) gekürzt haben und sie so ihr Wachstum und ihre Wettbewerbsfähigkeit gefährden, die auch durch die Diskrepanz zwischen den Erfordernissen des Arbeitsmarktes und den tatsächlichen Qualifikationen der Arbeitskräfte beeinträchtigt werden; weist darauf hin, dass – in Anbetracht des zunehmenden Bedarfs an hochqualifizierten Arbeitskräften und der Tatsache, dass in vielen Mitgliedstaaten ein hoher Anteil der Arbeitskräfte derzeit gering qualifiziert ist – durch die Reduzierung solcher Investitionen die Strukturschwäche der EU zunimmt; weist darauf hin, dass Eurostat-Daten zufolge in der EU27 im Jahre 2011 beinahe die Hälfte aller Kinder von Eltern mit einem niedrigen Bildungsniveau von Armut bedroht waren, während der Anteil bei Kindern von Eltern mit einem mittleren Bildungsniveau 22 % und bei Kindern von Eltern mit einem hohen Bildungsniveau 7 % betrug, wobei gemäß Eurostat die größten Unterschiede in Rumänien zu verzeichnen waren (78 % der Kinder aus einem Haushalt mit einem niedrigen Bildungsniveau gegenüber 2 % der Kinder aus einem Haushalt mit einem hohen Bildungsniveau), gefolgt von der Tschechischen Republik (76 % und 5 %), der Slowakei (77 % und 7 %), Bulgarien (71 % und 2 %) und Ungarn (68 % und 3 %);
8. constateert met bezorgdheid dat meer dan 20 lidstaten hun onderwijsuitgaven in relatieve termen (als percentage van het bbp) hebben verlaagd, waardoor hun groei en hun concurrentiepositie in gevaar komen, mede door de discrepantie tussen de vraag op de arbeidsmarkt en de feitelijke kwalificaties van de beroepsbevolking; wijst erop dat het verlagen van deze investeringen de EU structureel nog verder zal verzwakken, gezien de discrepantie tussen de toenemende behoefte aan hoogopgeleide werknemers en het feit dat een groot deel van de beroepsbevolking in veel lidstaten momenteel uit laagopgeleiden bestaat; waarschuwt dat volgens Eurostat in 2011 bijna de helft van de kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau in de EU-27 met armoede werd bedreigd, versus 22% van de kinderen van ouders met een gemiddeld opleidingsniveau en 7% van de ouders met een hoger opleidingsniveau, waarbij Eurostat de grootste verschillen vond in Roemenië (78% van de kinderen uit een huishouden met een laag opleidingsniveau versus 2% van de kinderen uit een huishouden met een hoog opleidingsniveau), de Tsjechische Republiek (76% en 5%), Slowakije (77% en 7%), Bulgarije (71% en 2%) en Hongarije (68% en 3%);