2. Für in Artikel 3 Absatz 1 Buchstaben a, b und c genannte Straftaten, bei denen der Gesamtnennwert der betroffenen Banknoten und Münzen unter 5 000 EUR beträgt und keine besonders schwer wiegenden Umstände vorliegen, können die Mitgliedstaaten eine andere Sanktion als eine Freiheitsstrafe vorsehen.
2. Voor onder a), b) en c) van artikel 3, lid 1, genoemde delicten waarin het gaat om biljetten en muntstukken met een totale nominale waarde van minder dan 5 000 euro en waarbij zich geen strafverzwarende omstandigheden voordoen, kunnen de lidstaten een andere straf vaststellen dan gevangenisstraf.