Die Aufrolleinrichtung muss sich verriegelt haben, wenn die Verzögerung des Fahrzeugs 0,45 g (6) bei Typ 4 und 0,85 g bei Typ 4N erreicht.
De vergrendeling moet hebben plaatsgevonden als de vertraging van het voertuig 0,45 g (6) bereikt in het geval van een oprolmechanisme van type 4, of 0,85 g in het geval van een oprolmechanisme van type 4N.