Gemäss Artikel 133/50 § 4 Absatz 2 des Dekrets vom 18. Mai 1999 legt der Beschwerdeführer beim Ständigen Ausschuss bei Strafe der Unzulässigkeit der Beschwerde einen Beweis dafür vor, dass er eine Abschrift der Beschwerdeschrift an den Beantrager der Genehmigung und an das Bürgermeister- und Schöffenkollegium geschickt hat, insofern sie nicht selbst die Beschwerdeführer sind.
Luidens artikel 133/50, § 4, tweede lid, van het decreet van 18 mei 1999, bezorgt de indiener van het beroep bij de deputatie, op straffe van onontvankelijkheid van het beroep, een bewijs van het feit dat hij een afschrift van het beroepschrift heeft bezorgd aan de aanvrager van de vergunning en aan het college van burgemeester en schepenen, in zoverre zij niet zelf de indiener van het beroep zijn.