17. bekräftigt erneut den Grundsatz, dass Lebensformen und Lebensprozesse nicht patentierbar sein dürfen; hebt deshalb hervor, dass eine „Züchterausnahme“ im Einklang mit dem UPOV-Übereinkommen beibehalten werden muss;
17. bekrachtigt het beginsel dat levensvormen en levensprocessen niet octrooieerbaar mogen zijn; onderstreept derhalve de noodzaak overeenkomstig het UPOV-Verdrag een „kwekersvrijstelling” te handhaven;