7. fordert die Mitgliedstaaten und die Kommission auf, dafür Sorge zu tragen, dass der Anteil der Haushaltsmittel für umweltfreundliche Verkehrsträger wie Schiene (Rückgang von 66 % im Jahr 1998 auf 64 % 1999), Wasserstrassen und Häfen erhöht wird; fordert in diesem Zusammenhang, dass bei der Aufteilung der Investitionen auf den Schienen- und den Straßenverkehr im Rahmen des Kohäsionsfonds ein Ausgleich erfolgt, da im Zeitraum 1993-1999 56,5 % der Gesamtinvestitionen auf den Straßenverkehr und 33,9 % auf den Schienenverkehr entfielen;
7. roept de lidstaten en de Commissie op ervoor te zorgen dat het percentage van de begroting voor de milieuvriendelijke vervoerswijzen per spoor (achteruitgang van 66% in 1998 naar 64% in 1999) en via waterwegen en havens vergroot wordt; spreekt in dit verband de wens uit dat naar een nieuw evenwicht in de verdeling tussen de investeringen in spoorwegen en in wegen i
n het kader van het Cohesiefonds wordt gezocht, daar in de periode 1993-1999 56,5% van deze investeringen naar de wegenbouw is gegaan en 33,9% naar de aanleg van spoorwe
...[+++]gen;