Vertaling van "gesetzgeber mitgliedstaates " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Gesetzgeber
wetgever

Hoheitsgebiet eines Mitgliedstaates
grondgebied van een Lid-Staat

Nationalitätszeichen des ausstellenden Mitgliedstaates
kenteken van de Staat die het certificaat afgeeft

Gesetzgeber beraten
raad geven aan wetgevers | advies geven aan wetgevers | wetgevers adviseren

gemeinschaftlicher Gesetzgeber
gemeenschapswetgever

Aufenthaltserlaubnis für Staatsangehörige eines EWG-Mitgliedstaates
verblijfskaart van een onderdaan van een lidstaat van de EEG

Gesetzgeber
wetgevende macht

Gesetzgeber beeinflussen
wetgevers beïnvloeden

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Eine Behörde eines Mitgliedstaates hingegen kann sich nicht auf eine Bestimmung einer Richtlinie berufen, um ohne Eingreifen des Gesetzgebers und im Widerspruch zu einer Verfassungsbestimmung eine Mehrwertsteuerpflicht für Nichtärzte für Behandlungen und Eingriffe ästhetischer Art einzuführen.
Een overheid van een lidstaat daarentegen kan zich niet op een bepaling van een richtlijn beroepen om, zonder het optreden van de wetgever en in strijd met een grondwetsbepaling, een btw-plicht voor niet-artsen voor behandelingen en ingrepen met een esthetisch karakter in te voeren.

Das Programmgesetz (I) vom 24. Dezember 2002, das in seinem Artikel 479 die Vormundschaft über unbegleitete minderjährige Ausländer einführt, bezieht sich ebenfalls nicht auf die Minderjährigen, die Staatsangehörige eines Mitgliedstaates des Europäischen Wirtschaftsraums sind, da der Gesetzgeber zum damaligen Zeitpunkt den Standpunkt vertrat, dass die Probleme in Bezug auf diese Minderjährigen einfach und schnell zu lösen seien (Parl. Dok., Kammer, 2002-2003, DOC 50-2124/015, S. 23).
De programmawet (I) van 24 december 2002 die in artikel 479 ervan de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen invoert, heeft evenmin betrekking op de minderjarigen die onderdaan van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn, aangezien de wetgever destijds heeft geoordeeld dat de problemen met betrekking tot die minderjarigen eenvoudig en snel konden worden opgelost (Parl. St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2124/015, p. 23).

« Lässt sich Artikel 12 der Richtlinie 2002/22/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 7. März 2002 über den Universaldienst und Nutzerrechte bei elektronischen Kommunikationsnetzen und -diensten (Universaldienstrichtlinie) dahingehend auslegen, dass er es erlaubt, dass der als nationale Regulierungsbehörde auftretende zuständige Gesetzgeber eines Mitgliedstaates generell und anhand der Berechnung der Nettokosten des Anbieters des Universaldienstes, der vorher der einzige Anbieter war, feststellt, dass die Bereitstellung des Universaldienstes eine unzumutbare Belastung für die Unternehmen darstellen kann, die zur Erbringung des Universaldienstes benannt sind?
« Kan artikel 12 van de richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) aldus worden geïnterpreteerd dat het toelaat dat de bevoegde wetgever van een lidstaat, optredend als nationale regelgevende instantie, op algemene wijze en aan de hand van de berekening van de nettokosten van de aanbieder van de universele dienst, die voorheen de enige aanbieder was, vaststelt dat het aanbieden van de universele dienst een onredelijke last kan vormen voor ondernemingen die zijn aangewezen om de universele dienst aan te bieden ?

– (BG) Als Vertreterin eines neuen Mitgliedstaates der EU und Mitglied der Delegation für die Beziehungen zu den Vereinigten Staaten möchte ich über die wichtige Rolle des Transatlantischen Dialogs der Gesetzgeber sprechen, um den es bei dem Treffen ging, das erst vor wenigen Tagen in Ljubljana stattfand.
- (BG) Als vertegenwoordiger van een nieuwe EU-lidstaat en als delegatielid voor de betrekkingen met de Verenigde Staten van Amerika wil ik spreken over de belangrijke rol van de trans-Atlantische wetgeversdialoog die pas enkele dagen geleden in Ljubljana werd gehouden.

Das Unterscheidungskriterium, das dazu führt, zwischen den berechtigenden Kindern in bezug auf die Bestimmung des Rangs, den sie in dem Haushalt innehaben, einen Unterschied vorzunehmen, je nachdem, ob der Berechtigte eines älteren Kindes, das zu demselben Haushalt gehört, für das Kind das Recht auf Familienzulagen aufgrund der belgischen Gesetzgebung oder aufgrund der Gesetzgebung eines anderen Mitgliedstaates der Europäischen Union begründet, ist hinsichtlich des Ziels des Gesetzgebers, die der Zunahme des Umfangs des Haushalts entsprechende Erhöhung der Lasten zu berücksichtigen, nicht relevant.
Het criterium van onderscheid dat ertoe leidt een onderscheid te maken tussen de rechtgevende kinderen, wat betreft de vaststelling van de rang die ze bekleden binnen het gezin, op basis van het feit dat de rechthebbende van een ouder kind dat deel uitmaakt van hetzelfde gezin voor dat kind het recht op kinderbijslag opent op basis van de Belgische wetgeving of van de wetgeving van een andere Lid-Staat van de Europese Unie, is niet relevant ten aanzien van de doelstelling van de wetgever die erin bestaat rekening te houden met de toename van de te dragen last naarmate de omvang van het gezin toeneemt.

Selbst wenn die Tatsache, dass diese Institute von jeglichem Beitrag zum Fonds zur Bekämpfung der Überschuldung befreit seien, möglicherweise nicht vom Gesetzgeber gewollt worden sei, sondern sich eindeutig aus dem Verweis im Text von Artikel 20 § 2 des Gesetzes vom 5. Juli 1998 auf Artikel 74 des Gesetzes vom 12. Juni 1991 und aus dem Fehlen einer Bezugnahme auf Artikel 75bis § 1 Absatz 4 desselben Gesetzes ergebe, entbehre die Befreiung, in deren Genuss somit die dem Recht eines anderen Mitgliedstaates der Europäischen Gemeinschaft unterliegenden Kreditanstalten gelangten, jeglicher objektiven und vernünftigen Rechtfertigung und verstosse sie somit gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.
Ook al is het feit dat die instellingen vrijgesteld zijn van een bijdrage in het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast misschien niet door de wetgever gewild, maar is het ontegenzeggelijk het gevolg van de verwijzing in artikel 20, § 2, van de wet van 5 juli 1998 naar artikel 74 van de wet van 12 juni 1991 en van het ontbreken van een verwijzing naar artikel 75bis, § 1, vierde lid, van diezelfde wet, toch kan de vrijstelling die aldus geldt voor de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, niet objectief en redelijk worden verantwoord en schendt zij bijgevolg de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.