In bezug auf den Verstoss
gegen Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention führen die klagenden Parteien in der Rechtssache Nr. 1454 an, dass die Parteien im vorliegenden Fall eine feststehende Forderung besässen, da sie über
ein rechtskräftiges Gerichtsurteil verfügten, dass überdies der Schutz dieser Bestimmung umfangreicher sei als das Eigentumsrecht im strengen Sinne und dass ihre Forderungen gegenüber dem Belgischen Staat den durch die Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofes auferlegten
...[+++]Kriterien entsprächen.
Ten aanzien van de schending van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doen de verzoekende partijen in de zaak nr. 1454 gelden dat in een zaak de partijen beschikken over een vaststaande schuldvordering vermits zij over een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak beschikken, en dat bovendien de bescherming van die bepaling ruimer is dan het eigendomsrecht in strikte zin, en dat de schuldvorderingen die zij jegens de Belgische Staat bezitten, beantwoorden aan de criteria die door de rechtspraak van het Europees Hof zijn gesteld.