(1) Beginnt eine Beförderung ausserhalb des Gebietes der Vertragsparteien und soll sie auch ausserhalb der Vertragsparteien enden, so übernehmen die in Artikel 97 Absatz 1 und Artikel 96 Absatz 2 bezeichneten Stellen die Aufgabe der Abgangs- und der Bestimmungsstelle.
1. Wanneer een vervoer buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen begint en zal eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de respectievelijk in artikel 97, lid 1, en artikel 96, lid 2, bedoelde kantoren.