- Artikel 464 Nr. 1 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 in Verbindung mit Artikel 36 des Gesetzes vom 24. Dezember 1948 über die Gemeinde- und Provinzfinanzen verstösst nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, wenn er dahingehend ausgelegt wird, dass nicht davon auszugehen ist, dass er es den Gemeinden untersagt, eine Steuer, insbesondere auf Aufführungen und Lustbarkeiten auf der Grundlage der Bruttoeinnahmen aus Eintrittsgeldern oder der Bruttoeinkünfte zu erheben.
- Artikel 464, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in samenhang gelezen met artikel 36 van de wet van 24 december 1948 betreffende de gemeentelijke en provinciale financiën, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het niet wordt geacht de gemeenten te verbieden een belasting, meer bepaald op vertoningen en vermakelijkheden, te heffen op de bruto-ontvangsten van de entreegelden of op de bruto-inkomsten.